“We moeten beter leren samenwerken!” Als dit een kop in de krant op zaterdag zou zijn, zou je hem direct overslaan. Want dat spreekt toch voor zich? Dan is het aantrekkelijker om je even te verdiepen in de laatste rel bij de FIFA of in de laatste ruzie binnen het kabinet. Maar wie goed oplet, ziet de roep om betere samenwerking op tal van plekken toenemen. Ik noem drie recente voorbeelden.
Ontwikkelingsagenda Verenigde Naties
Begin oktober stelden de 193 lidstaten van de Verenigde Naties een nieuwe ontwikkelingsagenda vast met zeventien ambitieuze langetermijndoelen voor de periode 2015-2030. Deze ‘Sustainable Development Goals’ zijn gebaseerd op zes kernwaarden. Eén daarvan is ‘samenwerken’, opgevat als ‘het versterken van de mondiale solidariteit en duurzame ontwikkeling’. En voor het eerst gaat één van de zeventien nieuwe doelen niet over een inhoudelijke opgave – zoals armoede of onderwijs -, maar om ‘het versterken van partnerschappen om doelen te bereiken’ (doel 17). Of in de woorden van de Verenigde Naties: “Enhance the global partnership for sustainable development, complemented by multi-stakeholder partnerships that mobilize and share knowledge, expertise, technology and financial resources, to support the achievement of the sustainable development goals in all countries, in particular developing countries”.
Burgerschap in vaste kern onderwijs
Dichter bij huis presenteerde het ‘Platform Onderwijs 2032’ onder leiding van Paul Schnabel zijn concept-advies over de toekomst van ons onderwijs. Kern van het betoog: we moeten onze kinderen beter voorbereiden op een permanent veranderende omgeving en dus worden ’21st century skills’ als creativiteit, kritisch denken, problemen oplossen, communiceren én samenwerken steeds belangrijker. In de woorden van het Platform: “In een samenleving met een overweldigend informatieaanbod en steeds minder traditioneel houvast, bijvoorbeeld in de vorm van een godsdienst, zijn mensen voor de waarden waarop ze zich baseren, steeds meer op zichzelf en elkaar aangewezen”. Het Platform beveelt dan ook aan ‘burgerschap’ een prominente plaats te geven in de vaste kern van het onderwijs. Burgerschap kan eraan bijdragen dat kinderen een beeld krijgen “van de werking van de samenleving in hun wijk, regio, land en in de wereld. Ook krijgen ze inzicht in de manieren waarop ze daaraan kunnen bijdragen.”
Schaliegaswinning in Nederland
Remco de Boer analyseert in zijn recent verschenen boek ‘Tussen hoogmoed en hysterie’ het debat en de besluitvorming over schaliegaswinning in Nederland. Zijn conclusie is: feiten doen er niet meer toe, expertise telt niet meer. Hij schetst een beeld van verscherpte tegenstellingen, het niet vertrouwen van informatie, media die geen tijd hebben voor feitenchecks, maar alleen voor het uitvergroten van ingenomen stellingen, etc. Kortom, hij toont aan hoe moeilijk het is om in een gezamenlijk samenwerkingsproces van partijen tot onderbouwde en gedragen besluiten te komen.
Vallen en opstaan
De eerste twee voorbeelden bieden hoop voor de toekomst. De kernwaarden en ‘Sustainable Development Goals’ van de Verenigde Naties bieden de leidende ambitie op weg naar 2030. En als het advies van Paul Schnabel wordt overgenomen, beschikken nieuwe generaties schoolverlaters vanaf 2032 over de vaardigheden om talloze samenwerkingen tot een goed einde te brengen. Maar wat kunnen we als huidige generatie doen tot die tijd? Het voorbeeld van de schaliegaswinning laat zien dat het nog ‘vallen en opstaan’ is bij het realiseren van maatschappelijke opgaven. En dat terwijl we nog voor veel grotere opgaven staan; energietransitie, klimaatverandering, sterke steden en het vluchtelingenvraagstuk vereisen vernieuwende ‘partnerschappen’ om doorbraken te realiseren.
Gezamenlijk samenwerkingsproces
Ons boek Gedeeld eigenaarschap is een poging om aandacht te vragen voor samenwerken als vak. Het benadert maatschappelijke veranderopgaven niet langer vanuit het perspectief van individuele organisaties, maar stelt het gezamenlijke samenwerkingsproces centraal. Van overheden, bedrijven, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen en burgers die alleen in goede samenwerking een effectieve bijdrage kunnen leveren. Van gedeeld eigenaarschap in samenwerkingsprocessen is sprake als aan drie voorwaarden is voldaan. Ten eerste moeten actoren bereid zijn de maatschappelijke opgave centraal te stellen als vertrekpunt voor hun handelen en niet de eigen organisatiebelangen. Ten tweede moeten actoren erkennen dat ze van elkaar afhankelijk zijn en elkaar dus nodig hebben om die opgave gezamenlijk aan te pakken. En ten derde starten actoren de samenwerking zonder uitgangspunten en voorwaarden vooraf, maar met een open vraag of agenda.
Leren samenwerken
Open deuren? Mogelijk wel, maar in de praktijk wordt nog maar zelden aan deze voorwaarden voldaan. We nemen niet de tijd om na te denken over hoe we samenwerken met andere actoren. We zijn druk om eerst eigen posities te bepalen, na te denken wat we vooral zelf willen bereiken en wat vooral niet de uitkomst van een samenwerking mag zijn. En daardoor worden kansen gemist. Is het dan wachten op de nieuwe generaties? Of zou het helpen als wij nu al meer bewust raken van hoe effectieve samenwerking vorm en inhoud kan worden gegeven? Het boek Gedeeld eigenaarschap probeert daarvoor talrijke principes en handvatten aan te reiken. Niet als blauwdrukken, maar wel vanuit de kernboodschap dat samen werken aan gedeeld eigenaarschap een vak is. Het kan geleerd en ervaren worden om effectiever bij te kunnen dragen aan een meer duurzame leefomgeving. Net zolang het eindelijk tot ons doordringt: “We moeten beter leren samenwerken!”
Geef een reactie