Verwevenheid als leidraad
De opkomst van de netwerksamenleving met zijn nieuwe verhoudingen tussen overheden, marktpartijen en (georganiseerde) burgers was in de jaren negentig op zijn zachtst gezegd een uitdaging voor bestuurders en ambtenaren. Dit gold zeker voor diegenen die behept zijn met een overwegend hiërarchisch normen- en waardenpatroon. Met de metafoor van de ‘Poolse landdag’ werd niet de complexe werkelijkheid, maar een teveel aan bestuurders als het centrale probleem gezien.
De aanpak van complexiteit verliep niet via een analyse van de opgave, maar via het verminderen van de vermeende bestuurlijke drukte. Dit leidde tot een op scheiding en uitsluiting gerichte sturingsfilosofie: ‘je gaat erover, of niet’.[1] Dit adagium werd ten tijde van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) zelfs even leidend voor de sturingsfilosofie van het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Deze manier van framing bleek echter niet bij te dragen aan een effectieve sturing van opgaven in de fysieke leefomgeving. Het adagium leidde tot een ontkenning dat veel opgaven juist complex zijn en een brede betrokkenheid vragen. Opgaven, denk aan klimaatverandering of energietransitie, worden immers steeds vaker gekenmerkt door verwevenheid: meerdere belangen, meerdere sectoren en meerdere schaalniveaus raken elkaar. Niet scheiding en uitsluiting, maar verweving en verbinden moeten het uitgangspunt zijn.
Vertrouwen en samenwerking
Het is dan ook te hopen dat de filosofie onder de nieuwe omgevingswet (invoering beoogd in 2018) ertoe zal leiden dat vertrouwen en coöperatieve strategieën, ‘samen de schouders eronder’, deel gaan uitmaken van de nieuwe sturingspraktijk in het omgevingsbeleid. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu oefent inmiddels de sturingsfilosofie ‘je draagt bij, of je doet niet mee’. Beter dan het oude adagium, maar het roept wel de spannende vraag op wie mag bepalen of je bijdrage voldoende is om mee te doen. En wat betekent deze slogan voor diegenen die tegengas willen geven of zich verzetten tegen een ontwikkeling? Is een ‘negatieve’ bijdrage ook een bijdrage, of wordt je dan uitgesloten van de samenwerking?
Twee opvattingen over democratie
Het is te begrijpen dat actoren behoefte hebben aan overzichtelijke hapklare brokken die op één A4 zijn samen te vatten. Vanwege de volle agenda is het fijn als complexe vraagstukken hanteerbaar worden gepresenteerd door verantwoordelijkheden te scheiden en processen in stapjes op te knippen. Deze benadering past in wat Habermas een republikeinse benadering van democratie noemt. In een republikeinse opvatting wordt veel waarde gehecht aan representativiteit en het goed volgen van procedures. In de liberale opvatting van democratie staat daarentegen de kwaliteit van de meningsvorming centraal. In de liberale opvatting ligt de nadruk op de inhoudelijke afweging, gaat het om argumenten, om alternatieven en zo mogelijk om een verrijking van het plan door toevoeging van nieuwe aspecten en het bieden van ruimte voor innovatie. Een goed plan biedt dan geen blauwdruk met langdurige zekerheid voor alle betrokkenen, maar moet adaptief kunnen inspelen op onvoorziene ontwikkelingen.
Gedeeld eigenaarschap
In dit boek staat gedeeld eigenaarschap centraal. Voor iedereen die betrokken is bij beleid voor de fysieke leefomgeving kan dit een bevrijdend concept betekenen. Het belooft een verlossing uit de patstellingen die voortkwamen uit de benauwende slogan ‘je gaat erover, of niet’. Zeker nu, mede door de economische crisis, vrijwel geen enkele partij meer ontwikkelingen zelfstandig kan bekostigen is samenwerken en botje bij botje leggen de strategie om ontwikkelingen van de grond te krijgen. Een plan is niet van een gemeente of van een projectontwikkelaar. Nee, een plan heeft vele eigenaren. In mijn ogen gaat het hierbij ook om diegenen die zich kritisch opstellen. Ook zij zijn eigenaar van de ruimte, en hun kritiek kan ons behoeden voor planningdisasters of leiden tot aanpassingen van een ontwikkeling die daarmee mooier en rijker wordt. Om nog een oud adagium te quoten: ‘wrijving geeft glans’. Gedeeld eigenaarschap moet in mijn ogen dus niet leiden tot uitsluiting, het impliceert een inclusieve strategie waarbij ook andersdenkenden actief worden betrokken.
Nieuwe competenties nodig
Maar samenwerken is niet makkelijk en vraagt van betrokkenen specifieke competenties en vaardigheden. Dit waarde van dit boek ligt in de handreiking die het biedt om vorm te geven aan die samenwerking. Hoe maak je de stap van eigenbelang naar gedeeld belang? Hoe ga je een dialoog aan, als je gewend bent om piketpaaltjes te slaan? Gebaseerd op langdurige praktijkervaring worden in dit boek interessante ervaringen besproken. Doe er je voordeel mee!
[1] Het tweede kabinet-Balkenende stelde in 2004 de Gemengde commissie bestuurlijke coördinatie (Commissie-De Grave) in, die gevraagd werd te adviseren over de vermindering van bestuurlijke drukte. Deze commissie kwam in mei 2005 met haar rapport ‘Je gaat erover of niet’.
Geef een reactie